Er was veel overleg door allerlei deskundigen. Discussie over de juiste typering. Ongecontacteerd? In contacto inicial? Vrijwillig geïsoleerd? De conclusie was dat nader contact met deze Mashco Piro’s waarschijnlijk niet te vermijden was, maar dat geforceerd contact rampzalig voor hen zou aflopen. Twijfel overheerste. Niemand deed wat. Voor je het weet is het weer regentijd en is direct gevaar geweken. Dan kan iedereen even achterover leunen. Waar de semi-nomadische Mashco Piro’s dan precies uithangen was niet bekend. Ergens over de bergrug heen, bij de Rio Pinquen in het Manupark. Daar waren hun sporen dertig jaar geleden al gezien. Toeristenorganisaties spraken om die reden begin jaren negentig af om die rivier niet op te gaan. Ook verder naar het oosten duiken nu steeds vaker Mashco Piro’s op. Er is een internetfilmpje van ruim honderd tegelijk bij Monte Salvado.
In het indianendorpje Shipetiari was men er niet gerust op. Achter hun dorp is de bergrug lager en zo bereiken de Mashco Piro’s de Rio Alto Madre de Dios. Ze drongen aan op actie. De uiteindelijke oplossing was magertjes. De overheid adviseerde de bewoners van Shipetiari dringend om te verhuizen. Duidelijk toch dat het aan hun kant van de Alto Madre veel te gevaarlijk was?! Hulp om te verhuizen kwam er niet. Maar ook voor arme indiaanse families kost verhuizen tijd en geld. Bovenal: waar moesten ze heen? Ze wonen op hun eigen grond, met hun eigen maniok en bananen. En het leven was er altijd goed. Aan de overkant van de Alto Madre is de wereld anders, sneller, met motoren, vrachtwagens, een dagelijkse bus, licht, computers, winkels. Mooi allemaal, maar niet om er zelf te wonen. Veel te druk. Nou, vooruit dan maar, besloot de overheid: verhuizen is niet verplicht. Misschien wel een hek om het dorp? Schamper gelach. Daar hou je Mashco Piro’s niet mee tegen. In Shipetiari werden walkietalkies uitgedeeld, om elkaar te waarschuwen bij gevaar. Maar er kwam geen voedselhulp als compensatie voor hun leeggegeten akkers. Verder moesten ze het zelf maar uitzoeken. Het overheidsbeleid is al jaren logisch, duidelijk en simpel: geen contact zoeken met, zoals ze worden aangeduid, de calatos (naakten), dan wel bravos (wilden), want dat loopt slecht af voor hen.
Maar deze Mashco Piro’s kwamen uit zichzelf. En als ze kwamen was de dreiging voelbaar. Ze liepen dan superieur rond, pijl en boog gereed, onaantastbaar. De Jaguar straalde kracht uit.
Fout ging het opnieuw in 2015. De twintigjarige Leonardo Perez kreeg in Shipetiari een pijl in zijn borst en stierf: 0-2! De gemoederen laaiden hoog op. Wat precies gezegd werd is niet te achterhalen. Misschien ging het ongeveer zo:
“Dit kan toch niet doorgaan? We lijden hier honger! We worden doodgeschoten! De overheid laat ons in de steek. Onze eigen indiaanse federatie laat ons in de steek. We moeten dit zelf oplossen. We zijn toch zeker zelf ook indianen. Ik schaam me als ik onze voorouders naar me voel kijken. Alsof wij niet kunnen vechten. Rond het kampvuur gaan spannende verhalen. Honderd jaar geleden ontsnapten we aan rubberslavernij. Maar nu hebben we zelf geweren. Nou dan!” De opgefokte spanning voorspelde niet veel goeds. Oude tijden herleefden. Hun strafexpeditie werd een succes, ook al doet iedereen daar nu vaag over. Logisch. De fragmenten aan elkaar geplakt:
“Iemand had sporen gezien en wist waar die calatos zaten. Zo moeilijk was het niet om er een stel dood te schieten. De anderen vluchtten het bos in. Alles lieten ze achter. We hebben hun pijlen en bogen gesloopt. Allemaal hun eigen schuld. Pas na de droge tijd is het hout geschikt voor nieuwe, scherpe pijlpunten. Met een beetje geluk maakt het bos ons karwei af! Ja, de Jaguar is dood! Komt mooi uit dat de overheid zich niet laat zien. Als die Mashco Piro’s gewone Peruanen waren, werden wij voor jaren opgesloten. Dan hadden die wilden alsnog al onze maniok, onze bananen, onze huizen te pakken gekregen.”
Wereldwijde publicatie van zijn foto heeft de Jaguar niet kunnen redden. Wat had die foto hem niet aan rechten kunnen opleveren! De kans was voorlopig verkeken dat zijn resterende clan Mashco Piro’s vreedzaam de handen van deskundigen komt schudden. Ook de honderden andere Mashco Piro’s in de regio zullen gehoord hebben wat er is gebeurd en zullen nog meer op hun hoede zijn. De acute problemen in Shipetiari zijn ingeruild voor rampen op termijn. De Peruaanse overheid staat voor een lastige keuze. Illegale mijnbouw en houtkap in de regio blijven negeren? Of ernst maken met wetten, regels en protocollen. En dan ook de militairen in Boca Manu de lucratieve cocaïnetransporten laten stoppen? Wat mag je verwachten van een zuidelijk land, als het eindstation van hun olie, gas, goud, hout en cocaïne op het noordelijk halfrond ligt?
Er is een antropoloog aangesteld. Die toont zich vooral heel voorzichtig. Of misschien is hij gewoon zelf bang: ‘Rustig afwachten! Niet op hen af gaan! Alleen roepen van een afstand! Niks overhaasten! Absoluut nooit met je rug naar hen toe!’
Indianen uit Diamante worden nu betaald om te bemiddelen. Telkens als er Mashco Piro’s aan de overkant op het strand worden gesignaleerd gaan ze erop af. Hun talen zijn nauw verwant. Inmiddels al twee jaar zijn die contacten niet uit de hand gelopen. Beide partijen zijn op hun hoede, beide hebben er belang bij om de agressie onder controle te houden. De doden aan weerskanten hebben duidelijk gemaakt dat het geen spelletje is. De kinderen zijn spontaner dan de volwassenen, de alleroudsten blijven in dekking. Langzamerhand komen er meer gezichten in beeld. De Jaguar ontbreekt, maar al ruim honderd Mashco Piro’s hebben zich inmiddels laten zien. Op die omvang was de groep langs de Rio Pinquen geschat. Kennelijk komen ze allemaal af en toe langs. Regelmatig worden er nu (ontsmette) potten, pannen, machetes en kleding gegeven. Er wordt weer anders over hen gepraat. De ‘civilizados’ hebben het weer over ‘onze broeders in het bos’.
Het streven van de overheid is om de groep zich te laten vestigen aan de Alto Madre de Dios. Lekker dichtbij, dat is makkelijk. Daar zullen ze jarenlang als bedelaars leven. En de kans is groot dat er nog heel wat zullen sterven door infectieziektes. Het is niet duidelijk wiens grond ze zullen krijgen. Het mooiste zou zijn als ze verderop langs hun eigen Rio Pinquen worden opgevangen, binnen het Manupark. Dus net zoals de Machiguengadorpjes Tayakome en Yomibato. Maar die liggen ver voorbij de toeristenzone, hebben eigen antropologen, af en toe een filmploeg en jaarlijks een medisch team. Dat kost veel moeite en veel geld. Logisch dat de parkleiding niet nog meer dorpen in het natuurreservaat wil en zeker niet in de toeristenzone. Want de Rio Pinquen is niet ver genoeg weg: ook dan zal er gezeur langs de Rio Alto Madre de Dios blijven. Beter om nu even door de zure appel heen te bijten, ze hier in de kleren te hijsen en er gewone mensen van te maken, niet langer een deel van het ecosysteem.
Bij Cocha Otorongo, een paradijselijk meertje in de toeristenzone van het Manupark, zijn camera’s met satellietverbinding opgehangen. In de buurt van dat meertje komen tegenwoordig wat vaker Mashco Piro’s, andere, uit het oosten, uit de richting van de Braziliaanse grens. Elke toergids moet eerst bij de centrale camerapost navragen of het veilig is, dus of er geen indianen in de buurt zijn, ook al bestaat absolute veiligheid niet. Want er zijn soms vreemde voetafdrukken op het strand en er klinken soms enge menselijke geluiden in het bos. Toen laatst een groepje toeristen na een boswandeling bij het kampement terugkwam bleek de keukeninventaris verdwenen. De kok had plotseling allemaal blote mannen zien rondlopen en had zich doodsbang verstopt. Goed afgelopen.
Toch is dit alles niet nieuw. We moesten eens in Manu een paar Amerikanen diep teleurstellen omdat we niet op zoek gingen naar de wilde indianen waar ze van hadden gehoord. Eind jaren tachtig liepen recent gecontacteerde Yora indianen op een rivierstrandje weg met een videocamera. Een andere keer verdween een badpak; dat dook een tijdje later op, gedragen door een Yoraman, achterstevoren. Vier stoere westerse jongemannen worstelden zich vanaf de Andes tot in de voor toeristen verboden zone en zakten vandaar op een vlot de rivier af. Eentje werd onderweg gepijld.
Een toeristisch bezoek aan Manu is nooit zonder risico’s geweest. Hoe geweldig ook, het is geen paradijs. Vooral bij storm niet, dan is elk bos gevaarlijk door vallende takken en noten. Bomen zijn veel dodelijker dan alle enge oerwouddieren en oerwoudmensen bij elkaar, afgezien natuurlijk van malaria, gele koorts en leishmaniasis.
Het enige nieuwe is dat de Mashco Piro’s zich de laatste jaren in de hele regio vaker laten zien, ook in het Manupark, naast de Machiguenga’s, Yora’s, Harakmbuts en Yines. Maar het laatste stuk van de Rio Manu, de toeristenzone, is niet hun voorouderlijk gebied. Dat lag meer stroomopwaarts langs de Rio Manu, waar ze in de rubbertijd praktisch zijn uitgeroeid. Een paar generaties zijn er inmiddels elders opgegroeid, misschien in het leefgebied van weer andere indianen. De huidige Mashco Piro’s in Manu zijn er recente nieuwkomers, recenter dan de toeristen. Dat maakt de situatie bijzonder. Het standaard beleid om hen gewoon met rust te laten gaat er immers van uit dat zij ons, beschaafde mensen, ook met rust laten. Maar het lijkt of ze bewust zelf het contact zoeken. Uit nieuwsgierigheid? Vanwege onze spullen? Of door geweld in de grensstreek met Brazilië richting Manu gedwongen?
Doordat er nu al ruim een eeuw bijna geen indianen in Manu aanwezig zijn, is er al die tijd nauwelijks gejaagd. Manu is dan ook extreem rijk aan jachtwild, hét gebied om anaconda’s, kaaimannen, ara’s, apen, tapirs, bosvarkens, capibara’s, reuzenotters en jaguars waar te nemen. Niet zo gek dat ook indianen dat ontdekt hebben. Voor het eerst in de geschiedenis zijn nu de rollen omgedraaid. Indianen betreden het leefgebied van (toeristische) blanken en gaan er gewoon hun gang, zelfbewust, op hun hoede, maar niet op oorlogspad. De indianen vormen geen bedreiging voor de rijkdom van Manu. Met misschien vijfhonderd in een gebied half zo groot als Nederland is hun aantal veel lager dan de vele duizenden die er tot aan de rubbertijd leefden.
Het regenwoud in Manu is fantastisch. Ga erheen als je de mogelijkheid hebt, met ervaren reisleiding. Maar ken je plaats en ga erheen om de juiste redenen, niet als egotoerist. Neem een verrekijker en een telelens mee. Laat je selfiestick thuis en pas goed op, vooral voor vallende takken en noten.
Piet van Ipenburg
gids Nationaal Park Manu 1989-1996